Input
De output van een ai-model is zo goed als de input die je het model geeft. Met andere woorden: je moet goed nadenken met welke data je het model ‘voert’. Over het algemeen geldt dat je het model zoveel mogelijk data wil geven. Het is immers aan het algoritme om beslissingen te nemen en te bepalen welke data belangrijk zijn en welke niet. Als je het model gericht gaat voeren, dan spreken we van machine learning in plaats van ai.
Het is dus van belang dat je binnen je organisatie zoveel mogelijk data verzamelt. Nu doen veel organisaties dat al, maar er is vaak nog veel waardevolle informatie die nog niet wordt vastgelegd. Denk aan beslissingen of brainstormsessies. Dit is unieke data die betrekking heeft op de business van jouw organisatie. Dat vind je niet op internet, maar dat zijn wél de data waarmee je het algoritme wil voeren. Denk dus na hoe je zoveel mogelijk waardevolle informatie binnen je organisatie opslaat en bewaart. Nog beter is om te indexeren wat je verwacht van ai. Welke vragen verwacht je te gaan stellen en welke output wil je? Kijk vervolgens welke data nodig zijn om het model die antwoorden te laten geven.
Daarnaast is het zaak data uit verschillende bronnen en systemen te koppelen en te combineren. Je moet het model straks immers trainen. Hoewel een ai-model meestal wel met verschillende vormen van data overweg kan, is ook fijn dat jij naderhand sporen kan terugvinden in de data. Sla data dus centraal op, leg de juiste koppelingen en maak ontsluiting mogelijk.